Wel of geen buffer in het nieuwe pensioenstelsel?
In het nieuwe pensioenstelsel vindt pensioenopbouw alleen nog plaats in premieregelingen. Pensioenfondsen gebruiken rendementen om de pensioenen te verhogen, niet meer om buffers aan te vullen. Moeten ze toch nog een beperkte buffer aanhouden? Wij denken van niet. Het ministerie van SZW denkt daar vooralsnog anders over. Het draait om de vraag of pensioenfondsen biometrische risico’s verzekeren. Zoals het overlijdensrisico of het risico op arbeidsongeschiktheid. Het MVEV is onnodig als het fonds die risico’s niet draagt.
Controverse: kabinet en sector zijn het niet eens
In de internetconsultatie van de Wet toekomst pensioenen kwam een controverse naar voren. Volgens het kabinet moeten pensioenfondsen ook in het nieuwe pensioenstelsel een buffer aanhouden: het minimaal vereist eigen vermogen (MVEV). In de reactie van de Pensioenfederatie staat terecht dat dit niet aan de orde is bij premieregelingen met variabele uitkeringen. Hooguit zou een beperkt MVEV aangehouden moeten worden voor dekking van eventuele overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico’s. Maar hoe zit het als het pensioenfonds deze risico’s heeft overgedragen aan een verzekeraar?
Crux: verzekert fonds biometrische risico’s?
Pensioenfondsen moeten op grond van de Europese pensioenrichtlijn naast de technische voorzieningen een buffer aanhouden als het een dekking tegen biometrische risico’s verzekert, en/of de hoogte van uitkeringen of beleggingsrendement garandeert. Biometrische risico’s zijn risico’s die verband houden met overlijden, arbeidsongeschiktheid en levensverwachting. De crux is of het pensioenfonds biometrische risico’s verzekert. Het garanderen van de hoogte van uitkeringen of beleggingsrendement is in een premieregeling namelijk niet aan de orde.
In de uitkeringsfase verzekert fonds biometrische risico’s niet, pensioengerechtigden delen ze
Een pensioenfonds dat een verbeterde premieregeling uitvoert en alleen variabele uitkeringen aanbiedt, verzekert in de uitkeringsfase geen biometrische risico’s. Dat geldt ook als het pensioenfonds in het nieuwe stelsel het nieuwe pensioencontract uitvoert. Biometrische risico’s worden in de uitkeringsfase niet door het pensioenfonds verzekerd, maar gedeeld door de pensioengerechtigden samen. Het werkt als een financiële mee- of tegenvaller door in de hoogte van de pensioenen. Het risico ligt dus niet bij het pensioenfonds, maar bij de pensioengerechtigden. Voor de uitkeringsfase hoeft het pensioenfonds dus geen MVEV aan te houden.
In de opbouwfase verzekert fonds biometrische risico’s, maar deelnemers kunnen ze delen
Pensioenfondsen met een premieovereenkomst bieden in de opbouwfase nabestaandenpensioen aan. En soms ook arbeidsongeschiktheidspensioen. Rechtbank Den Haag leidde daaruit af dat alle pensioenfondsen biometrische risico’s verzekeren en dus een buffer moeten aanhouden. Voor de opbouwfase moeten fondsen op dit moment dus een MVEV aanhouden.
Of dat zo blijft hangt ervan af of deelnemers in het nieuwe pensioenstelsel ook biometrische risico’s in de opbouwfase met elkaar kunnen delen. In dat geval is er geen sprake meer van verzekeren. Het risico ligt dan immers niet meer bij het pensioenfonds. Dan hoeft het pensioenfonds ook voor de opbouwfase geen MVEV aan te houden. Deling van biometrische risico’s tussen jong en oud heeft meerwaarde: het leidt tot stabielere pensioenen.
En als biometrische risico’s zijn verzekerd bij een verzekeraar?
Een pensioenfonds kan biometrische risico’s bij een verzekeraar onderbrengen. Volgens rechtbank Den Haag moet een pensioenfonds, dat overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico’s bij een verzekeraar heeft verzekerd, daarnaast een beperkt MVEV aanhouden. Namelijk voor het kredietrisico op de verzekeraar. Wij zijn het daar niet mee eens. Het pensioenfonds draagt de biometrische risico’s immers niet zelf. Die risico’s zijn overgedragen aan de verzekeraar. Het pensioenfonds moet nu echter toch een beperkt MVEV aanhouden. Dat betekent onnodig dubbele zekerheid.
En alleen het faillissementsrisico speelt?
Opmerkelijk is dat bij de implementatie van de Europese pensioenrichtlijn in 2006 een pensioenfonds geen buffer hoefde aan te houden als het de biometrische risico’s volledig had ondergebracht bij een verzekeraar. Dit omdat volgens het kabinet volledig verzekerde pensioenfondsen geen dekking tegen biometrische risico’s verzekeren.
Vanaf 2012 moeten volledig verzekerde pensioenfondsen volgens het kabinet echter altijd een MVEV aanhouden. Die striktere uitleg van de Europese pensioenrichtlijn is volgens ons niet nodig als sprake is van volledige overdracht van biometrische risico’s. Uit een recente uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven blijkt echter dat toezichthouder De Nederlandsche Bank een strenge toets aanlegt bij de vraag of sprake is van volledige overdracht van biometrische risico’s bij verzekering.
Bij volledige overdracht van biometrische risico’s loopt het pensioenfonds nog slechts faillissementsrisico. Dat risico is echter zeer klein en kan worden opgevangen met een beperkte opslag voor het kredietrisico op de verzekeraar. Deze opslag is een stuk lager dan het MVEV dat fondsen nu moeten aanhouden.
Conclusie: MVEV onnodig
Pensioenfondsen verzekeren in het nieuwe pensioenstelsel in de uitkeringsfase geen biometrische risico’s meer. Dat komt omdat ze alleen nog variabele uitkeringen aanbieden. In de opbouwfase delen deelnemers deze risico’s naar verwachting of worden de risico’s verzekerd bij een verzekeraar. Toch moeten pensioenfondsen volgens het consultatiedocument Wet toekomst pensioenen een MVEV aanhouden. Vanuit de Europese pensioenrichtlijn is daar geen reden voor. Het is dan ook van belang bij de behandeling van de Wet toekomst pensioenen de discussie zuiver te voeren of pensioenfondsen nog wel een MVEV moeten aanhouden in het nieuwe pensioenstelsel.
Dit nieuwsbericht is een samenvatting van het artikel Wel of geen buffer in het nieuwe pensioenstelsel? door Leo Blom en Martin van ’t Zet, in het Pensioen Magazine van mei 2021.
Auteur: Leo Blom, juridisch beleidsadviseur