Soepelere regels voor indexeren. Maar de voorwaarden zijn super complex
De Tweede Kamer wil dat pensioenfondsen met een dekkingsgraad vanaf 105% al in 2022 kunnen indexeren. Het ministerie van SZW past het Besluit-FTK ervoor aan. Zo kunnen pensioenfondsen in aanloop naar het nieuwe stelsel eerder indexeren. Voorwaarde is dat pensioenfondsen straks in gaan varen en gebruik maken van het transitie-FTK.
Eerder indexeren is daarmee één van de beleidsopties die nu bij pensioenfondsbesturen op tafel ligt. Maar door de complexiteit en de vele voorwaarden is de vraag of pensioenfondsen daadwerkelijk eerder kunnen indexeren. Of dat deze aanpassing van de wetgeving er enkel voor ‘de bühne’ is?
Eerder indexeren: enorm complex
Pensioenfondsen kunnen ervoor kiezen om de pensioenaanspraken en – rechten te verhogen bij een beleidsdekkingsgraad vanaf 105%. Maar wel onder strenge voorwaarden. Pensioenfondsen moeten namelijk de intentie hebben om bestaande opbouw in te varen. En gebruik te willen maken van het transitie-FTK tot het moment van invaren. Maar welke beleidsdekkingsgraad is het uitgangspunt? Dit is één van de onduidelijkheden bij de (complexe) voorwaarden. Zo zijn er meer. Ik bespreek de belangrijkste knelpunten.
Welke indexatie regelt het besluit?
Bij de behandeling van de motie in de Tweede Kamer was de insteek dat het besluit met terugwerkende kracht per 1 januari 2022 zou gelden. Deze datum staat echter niet in het ontwerpbesluit en de toelichting daarop. Wat regelt dit besluit dan? Veel pensioenfondsen verhogen de pensioenen in de eerste helft van het jaar. En hebben reeds een indexatie over 2021 verleend. Zoals het besluit nu is opgesteld, is een compensatie van de inflatie over 2021 nu juist niet beoogd. Maar mag er bijvoorbeeld op 1 januari 2023 een indexatie worden verleend over 2022 op basis van dit besluit? Vreemd, want het besluit komt te vervallen met ingang van 1 januari 2023.
De dekkingsgraad mag niet lager zijn dan 105%
De dekkingsgraad mag door de toeslagverlening niet lager worden dan 105%. Het kan dus gebeuren dat de beleidsdekkingsgraad ver boven 105% zit, maar dat de dekkingsgraad door een toeslag onder de 105% duikt. In die situatie mag het pensioenfonds niet indexeren. En op welk moment meet je of de dekkingsgraad niet lager wordt dan 105%? De actuele dekkingsgraad kan erg wisselvallig zijn. Dat kan tot moeilijkheden leiden in het besluitvormingsproces. Van tevoren is niet bekend wat de actuele dekkingsgraad is op de datum van toeslagverlening.
De generatie-effecten moeten worden beschreven
Het pensioenfonds moet de generatie-effecten van deze toeslagverlening beschrijven en hierbij onderscheid maken naar leeftijdscohorten. Dit zorgt voor extra werk voor een pensioenfonds. De vraag is of dat extra werk wenselijk is en opweegt tegen de eventuele verhoging van de pensioenaanspraken en -rechten.
Welke maatstaf is leidend?
In het besluit staat dat het pensioenfonds niet meer toeslag mag verlenen dan overeenkomt met de voor het pensioenfonds ‘geldende verwachtingswaarde voor de groeivoeten van het prijs- en loonindexcijfer van het jaar 2022’. Deze groeivoeten publiceert DNB en zijn onafhankelijk van het werkelijke indexatiebeleid van de pensioenfondsen. De meeste pensioenfondsen hebben een indexatiebeleid dat is afgestemd op een voor het pensioenfonds specifieke maatstaf over een bepaalde referteperiode. Een pensioenfonds kan bijvoorbeeld de consumentenprijsindex over de periode oktober 2020 tot oktober 2021 hebben aangehouden voor de indexatie per 1 januari 2022. Deze indexatiemaatstaf is fors hoger dan de door DNB gepubliceerde groeivoet van het prijsindexcijfer 2022.
En geeft het besluit aan welke referteperiode geldt voor de indexatie in het jaar 2022? Of is een overlap van jaar tot jaar ook mogelijk? Dat blijkt niet duidelijk uit het besluit of de toelichting. Indien het jaar 2022 de referteperiode is, dan ontstaat er een verschil tussen de indexatie die een pensioenfonds wil geven op grond van de eigen maatstaf en de maximale toeslag uit het besluit. Of pensioenfondsen moeten eenmalig de maatstaf aanpassen. Maar die eenmalige aanpassing heeft dan ook gevolgen voor het vaststellen van de indexatie in het jaar daaropvolgend.
Welke maatregelen als er toch niet wordt ingevaren?
Het pensioenfonds moet aangeven welke maatregelen het neemt als het pensioenfonds er toch voor kiest om de bestaande opbouw niet in te varen in het nieuwe pensioenstelsel. Er wordt nu aan pensioenfondsen gevraagd om een fallback plan vast te stellen. Maar zijn er al pensioenfondsen waarbij een principebesluit is genomen door sociale partners en/of de beroepspensioenverenigingen dat er wordt ingevaren? En is het dan niet zeer voorbarig om nu al na te denken over een fallback plan?
Daadwerkelijk gebruik soepelere regels
Het ministerie van SZW legde de wijziging van het Besluit-FTK voor ter consultatie. De inwerkingtredingsdatum is 1 juli 2022. Maar het besluit en de toelichting bevatten nog veel onduidelijkheden en knelpunten. De gestelde voorwaarden maken het zeer complex voor pensioenfondsen om van de geboden mogelijkheid gebruik te maken. De gehele pensioensector oordeelt dat de consultatieversie van het besluit te complex is. We verwachten dan ook dat er een aangepast voorstel komt, dat indexeren wel mogelijk maakt. Het is vervolgens aan pensioenfondsen om te besluiten wat evenwichtig is. En om te bekijken hoe de samenhang is met andere beleidsopties op weg naar een nieuw stelsel.
Auteur: Sabine Haadsma - Van den Eeden
Meer weten? |