4x waarom collectieve uitkeringsfase past bij solidaire premieregeling
Deze week behandelt de Tweede Kamer de Wet toekomst pensioenen. Wij zien dat een collectieve uitkeringsfase voor de solidaire premieregeling binnen de voorwaarden past van de Wet toekomst pensioenen. En het is de moeite waard om te doen. Het is namelijk transparant, eenvoudig en goed uitlegbaar. Zo kan je de uitkeringen van gepensioneerden op gelijke manier aanpassen. Alle reden dus om er ook bij de solidaire premieregeling voor te kiezen. We krijgen vaak deze 4 vragen over hoe het dan past binnen de voorwaarden van de wet. Onze conclusie is 4 keer dat het kan.
1. Is er één collectief beleggingsbeleid over opbouw- en uitkeringsfase heen?Ja, ieder leeftijdscohort krijgt in de solidaire premieregeling een blootstelling naar het collectieve beschermings- en overrendement. En die rendementen worden toebedeeld naar de leeftijdscohorten. Pas daarna kijk je naar de benodigde aanpassing van de uitkeringen van gepensioneerden. Er is dus geen gescheiden opbouw- en uitkeringsfase nodig, zoals nu bijvoorbeeld wel het geval is in de verbeterde premieregeling. 2. Is 100% beschermingsrendement voor gepensioneerden niet nodig?
Nee, op collectief niveau is 100% beschermingsrendement niet nodig. Je kan het renterisico van gepensioneerden ook voor zeg 60% dichtzetten. Voor de berekening van de uniforme aanpassing van de uitkering hanteer je impliciet wel 100% beschermingsrendement. Daarmee zie je namelijk hoeveel vermogen iedere gepensioneerde nodig heeft om de uitkering gelijk te houden. Het werkelijk totale vermogen van alle gepensioneerden wijkt hiervan af. Deze afwijking is het overrendement binnen de groep van gepensioneerden. Die plus of min verdeel je door iedereen dezelfde toeslag te geven. Het maakt voor het voorkomen van herverdeling niet uit wat er in deze impliciete overrendementen zit. En ook niet of dit resultaat ontstaat vanuit bijvoorbeeld aandelen of rente. 3. Is er geen herverdeling tussen leeftijdsgroepen en vermogen van deelnemers?
Nee, je kan de projectierente zodanig kiezen dat uniform spreiden van resultaten over gepensioneerden geen herverdeling vooraf oplevert. Dit is een randvoorwaarde binnen de wetgeving. Er zijn verschillende projectierentes waarmee dat kan, waaronder de risicovrije rente met eventueel ook een opslag of afslag. Zie hiertoe ook het Netspar Onderzoeksrapport ‘Projectierentes in verbeterde premieregelingen’. Er treden ook steeds nieuwe gepensioneerden toe tot het collectief. Voor hen hou je in de berekening van de uitkering al rekening met eventuele plussen en minnen die vanwege spreiding van resultaten nog ‘op de lat staan’. Zo is er geen herverdeling tussen nieuwe en al bestaande gepensioneerden. 4. Voldoet deze methode wel aan de eis dat je individueel pensioenvermogen moet administreren?
Ja, alleen op het moment van het toedelen van schokken moet je met een virtuele toekomstige levenslange uitkering werken. Dit is zo in elke methodiek voor gelijke aanpassingen van de uitkeringen. Bij spreiding van schokken in de tijd “onthoud” je hierbij vooruitgeschoven plussen en minnen via een extra aanpassing in het projectierendement of een administratieve spreidingsratio. Dat stellen de Netspar papers geschreven over spreiding van schokken in de kader van de Wet toekomst pensioenen van Balter en Werker (2021) respectievelijk Muns (2021) voor. Ook hier hoef je dus geen toekomstige uitkeringen te administreren. De collectieve uitkeringsfase kan binnen de voorwaarden
Een collectieve uitkeringsfase is een goed idee. Het is transparant, eenvoudig en goed uitlegbaar. Alle reden om ervoor te kiezen. En gelukkig kan het ook binnen de wettelijke voorwaarden.
Agnes Joseph, Master Actuaris Achmea Pensioenservices
Achmea Pensioenservices |