3 fases in de opzet van het nieuwe nabestaandenpensioen
Het nabestaandenpensioen verandert. Zo komt er een uniform partnerbegrip. En vóór pensioendatum is het nabestaandenpensioen een percentage van het salaris en alleen nog op risicobasis verzekerd. De Tweede Kamer scherpte de Wet toekomst pensioenen met amendementen aan. Er ligt daarmee al veel vast. Toch zijn er nog steeds belangrijke keuzes voor sociale partners, beroepsverenigingen en pensioenfondsen. U kunt ongelukken voorkomen. Wij zien 3 fases in de opzet. Het bepalen van de visie, het bepalen van de regeling en de keuzes in de uitvoering.
Fase 1: sociale partners bepalen visie achter het nabestaandenpensioen
Sociale partners of de beroepspensioenvereniging bepalen bij de start van de nieuwe regeling hoe hoog de afdekking voor het partnerpensioen is. Het maximum is 50% van het pensioengevende salaris. Maar is dit ook de gewenste hoogte? Je kunt op verschillende manieren bij de juiste hoogte van het nabestaandenpensioen uitkomen.
Huidige opzet als uitgangspunt….
Wat is het budget? Wat is de huidige premie voor het partnerpensioen en welke dekking past hierbij? Andere belangrijke input is de bestaande hoogte van de dekking. Met als doel dat niemand erop achteruit gaat. Die keuze betekent meteen dat vele deelnemers er in de nieuwe situatie op vooruitgaan.
… of starten met een leeg blaadje
De mooiste manier is kijken naar hoe de nieuwe pensioenregeling er uit moet zien. Ons advies is daarom: begin met een leeg blaadje en kijk eerst naar de toekomst. Daarna is het goed om ook beperkt achterom te kijken. Met een check op de “oude” premie en dekkingen. Zo ontstaan ongetwijfeld dekkingen tussen de 30 en 40% van het salaris.
Fase 2: sociale partners bepalen regeling
Op basis van de visie over de uitgangspunten kunnen sociale partners of beroepspensioenvereniging de opzet van het nabestaandenpensioen bepalen. Het is meer dan het bepalen van de hoogte van het partnerpensioen in een percentage van het salaris. Zoals wie krijgt er een partnerpensioen? Gaat het om alle deelnemers of moet de partner vooraf bij het pensioenfonds bekend zijn? We zetten nog een aantal keuzes op een rij.
Niet over het hoofd zien: het wezenpensioen
Er is een mogelijkheid om wezenpensioen apart op te zetten. Het wezenpensioen hoeft niet in relatie te staan tot de keuzes voor het partnerpensioen. Er is dus een zelfstandige keuze voor de dekking van het wezenpensioen. Het wezenpensioen kan maximaal 20% van het salaris zijn. Met eventueel een dubbele uitkering voor volle wezen. De dekking loopt standaard door tot de 25 jarige leeftijd van het kind.
Verzekeren voor deelnemers zonder baan
Bij een op basis van risicopremies gedekt nabestaandenpensioen past een uitloopdekking voor “korte” momenten dat een deelnemer tussen banen zit. Zonder zo’n uitloopdekking vervalt bij uitdiensttreding de dekking direct. En ontstaan er ongewenst onverzekerde perioden. De uitloop dekkingen zijn standaard minimaal 3 maanden. Dat loopt vervolgens door zolang er een WW uitkering is. De Tweede Kamer regelde in een amendement de optie om de standaard uitloopdekking te verlengen naar 6 maanden. De uitloopdekking loopt ook door bij een ziektewetuitkering volgend op het ontslag en/of een WW-uitkering.
Vrijwillige voortzetting: minimaal 15 jaar
Na afloop van de verplichte uitloopdekking kan een ex-deelnemer ervoor kiezen het partnerpensioen vrijwillig voort te zetten. De premies ervoor komen uit het opgebouwde pensioenkapitaal of vermogen. De Tweede Kamer regelde met een amendement dat pensioenfondsen vrijwillige voorzetting minimaal voor een periode van 15 jaar moeten aanbieden. Langer mag dus, maar korter niet. Het fonds zet de vrijwillige dekking jaarlijks automatisch voort, tenzij de deelnemer zich afmeldt. Pensioenfondsen informeren de deelnemer jaarlijks over zijn deelname en de gevolgen hiervan.
Hoe zorg je dat daardoor het ouderdomspensioen niet verdwijnt
Omdat de voorzetting minimaal voor 15 jaar automatisch doorloopt, ontstaat er een groter risico dat de spaarpot leegloopt. Vanuit goede bedoelingen is er kans op grote teleurstellingen op pensioendatum en financiële problemen tijdens de oude dag. Sociale partners of beroepspensioenvereniging hebben een uitweg uit deze situatie. Ze kunnen namelijk het deel van het ouderdomspensioen dat omgezet wordt in partnerpensioen maximeren.
Fase 3: pensioenfonds kiezen tussen zelf doen of herverzekeren
De volgende fase is dat pensioenfondsen bepalen of ze de uitvoering hiervan aanvaarden. Leg daarna voor de uitvoering van het nabestaandenpensioen ook de vraag op tafel of u het als fonds in eigen beheer wilt nemen. Of past herverzekering beter?
Zelf in eigen beheer
In het nieuwe stelsel komen specifieke reserves in plaats van de algemene buffers. Daardoor heeft het pensioenfonds minder ruimte om “klappen” op te vangen. Het fonds moet een toereikende voorziening aanhouden voor de situatie dat de feitelijke sterfte in een jaar hoger is dan de verwachte sterfte waarvoor premies zijn betaald. Deze voorziening kan niet vermengd worden met overige reserves. Denk dus goed na over deze constructie.
Herverzekeren: vaste uitkering of kapitaal verzekeren en dus een variabele uitkering
Als het pensioenfonds een verzekering op rentebasis kiest, dan kun je een ‘vast” nabestaandenpensioen toezeggen. Ook een verzekering op kapitaalbasis is mogelijk. Voordeel daarvan is dat het benodigde kapitaal voor de toekomstige uitkeringen direct in de collectieve uitkeringskring wordt gestort. Daarna gaan deze meebewegen met de overige pensioenen.
Sociale partners moeten goed nadenken over de inrichting van de regeling. Voor pensioenfondsen is de uitvoering geen no brainer. Werk aan de winkel dus.
Auteur: Danny van der Kwast
Achmea Pensioenservices |